Pensioen
- Starten
- Pensioenstelsel
- Kies uw partij
Nagenoeg iedereen die woont en werkt in Nederland bouwt pensioen op. Het pensioenstelsel in Nederland is gebaseerd op 3 pijlers. In dit artikel beschrijven we kort elke pijler. Elke pijler biedt een andere manier om pensioen op te bouwen, met steeds verschillende fiscale voordelen. In dit artikel brengen wij het pensioenstelsel voor u in kaart. Ook gaan wij in op het nieuwe pensioenstelsel.
In dit artikel:
Pijler 1: AOW
Pijler 2: Werkgeverspensioen
Pijler 3: Zelf pensioen opbouwen
Het nieuwe pensioenstelsel
Pijler 1: AOW – het pensioen waar u niets voor hoeft te doen
Iedereen ontvangt in Nederland staatspensioen, oftewel AOW. Hier zijn een aantal uitzonderingen op, deze kunt u hier vinden. In 2025 is de leeftijd waarop u AOW ontvangt 67 jaar. De verwachting is dat deze in de toekomst zal stijgen. De verwachte AOW-leeftijd per individu kunt u hier berekenen.
De standaard AOW-uitkering vanaf 1 januari 2025 bedraagt, mits volledig opgebouwd, € 1.081,50 bruto per maand als u bent getrouwd of samenwoont met uw partner en € 1.580,92 als u alleen(staand) woont. Dit bedrag ontvangt iedereen die recht heeft op AOW bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, maar, kan afwijken afhankelijk van uw persoonlijke situatie. Bekijk hier de bedragen bij verschillende situaties.
Pijler 2: Het werkgeverspensioen
De tweede pijler van het pensioenstelsel is vaak in uw arbeidscontract met uw werkgever geregeld. In sommige gevallen is dit pensioen verplicht, bijvoorbeeld als u onder een cao valt. De premie die u betaalt wordt afgedragen aan een pensioenfonds, -verzekeraar of premiepensioeninstelling – die niet zelf de risico’s draagt zoals een verzekeraar wel doet. Het verschil tussen een pensioenfonds en pensioenverzekeraar zit in de uitkering. Een verzekeraar garandeert een zeker uitkeringsbedrag en dekt eventuele verliezen af. Wel mogen zij ervoor kiezen het pensioen niet zo hard als de inflatie te laten groeien, dit heet indexeren. Een pensioenfonds heeft deze garantieverplichting niet en kan zelfs uw pensioen korten. Een pensioenverzekeraar kan door die constructie wel meer kosten in rekening brengen dan een pensioenfonds.
De werkgever betaalt meestal ongeveer 2/3 van de pensioenpremies en de werknemer betaalt 1/3 deel. Als u vrijwillig (extra) pensioenpremie betaalt, dus een deel dat niet verplicht is vanwege uw arbeidscontract, is deze inleg fiscaal aftrekbaar. Tegenwoordig maken pensioenfondsen en -verzekeraars het mogelijk te zien met welk bedrag uw opgebouwde pensioen is toegenomen, dit heet de pensioenaangroei. U kunt dit bedrag terugvinden op het Uniform Pensioenoverzicht dat u jaarlijks van uw pensioenuitvoerders ontvangt.
In het pensioenstelsel gaat wel wat veranderen. Iedereen gaat een persoonlijke pensioenpot opbouwen. En er worden bijvoorbeeld geen garanties meer gegeven over de hoogte van de uitkering. De uitkering zal afhankelijk zijn van het beleggingsrendement van het pensioenfonds.
Type | Voor wie | Door wie | Kenmerkend | Risico’s |
---|---|---|---|---|
Pensioenfonds | Collectieve werknemersgroepen | Branche, beroep, werkgever | Standaardoptie voor veel bedrijven / sectoren | Pensioenuitkeringen mogen verlaagd worden, geen eigen pensioenpot |
Pensioen- verzekeraar | Werknemers van bedrijf, individuele pot | Werkgever | Als u garantie op uitkering wilt, soms indexatie | Tegenvallende resultaten leiden tot hogere premies |
Premie Pensioen Instelling (PPI) | Collectieve werknemersgroepen, ook in het buitenland | Individueel bedrijf | Als er geen standaard pensioenfonds is of werknemer in buitenland zit | Geen verplichte pensioenuitkering bij tegenvallende resultaten |
Pijler 3: Zelf een pensioenpot opbouwen
Pijler 3 van het pensioenstelsel omvat alle individuele (aanvullende) pensioenvoorzieningen. Lees meer in ons artikel Zelf pensioen opbouwen. Kort gezegd is deze pijler gericht op het inrichten van een eigen pensioenvoorziening. Dit kan als u een pensioentekort heeft, doordat u te weinig heeft opgebouwd in pijler 1 en 2 samen. U krijgt dan van de Belastingdienst ruimte om jaarlijks een bedrag opzij te zetten dat u kunt verrekenen op uw aangifte inkomstenbelasting. Lees hierover meer in ons artikel over jaarruimte.
Pensioen in de derde pijler biedt flexibiliteit en transparantie in kosten. Zo ziet u precies wat u betaalt aan pensioenpremie en niet aan andere zaken. Ook komt het opgebouwde vermogen bij overlijden ten goede aan uw erfgenamen en niet aan de pensioenuitvoerder.
De inleg en de rendementen zijn wel geblokkeerd, u kunt het bedrag dus niet tussentijds opnemen. Doet u dat wel, dan betaalt u ineens inkomstenbelasting over het opgebouwde vermogen, plus een boeterente van maximaal 20% aan de Belastingdienst. De voordelen zijn echter wel dat u tijdens de opbouwfase geen inkomstenbelasting of vermogensrendementsheffing betaalt over het opgebouwde vermogen en de inleg.
De producten in de derde pijler zijn in grofweg drie categorieën onder te verdelen: banksparen, pensioenbeleggen en nettopensioen. De eerste twee zijn oplossingen voor een brutosalaris tot ongeveer een ton (het exacte bedrag kan jaarlijks variëren, dus houd daarvoor de website van de Belastingdienst in de gaten). De laatste oplossing is voor inkomens daarboven, waarbij de inleg niet aftrekbaar is, maar u geen vermogensrendementsheffing betaalt. De uitkeringen worden bovendien niet belast. Het verschil tussen de eerste twee oplossingen zit hem in het beleggen. Banksparen is het fiscaal vriendelijk opbouwen van vermogen, maar op een spaarrekening. Gezien de lage rentes is beleggen wellicht interessanter dan sparen voor pensioen. Bij deze beleggingen wordt vaak het risico afgebouwd naarmate uw pensioendatum nadert, ook wel Lifecycle beleggen genoemd.
Deze diensten kunt u allemaal onafhankelijk van uw werkgever of pensioenuitvoerders regelen indien u de ruimte heeft. U krijgt van de spaar- of beleggingsinstellingen zelf direct inzage in de kosten en producten, en doordat er geen verzekeringselementen in zitten zoals bij een pensioenverzekering is het qua kosten vaak zeer aantrekkelijk.
Bekijk de pensioenvergelijker van Finner.
Nieuw pensioenstelsel 2027– eigen opbouw nog belangrijker
Nederland voert een nieuw pensioenstelsel in. Dat is een van de grootste hervormingen van de afgelopen decennia. De overgang naar het nieuwe pensioenstelsel moet uiterlijk op 1 januari 2028 zijn afgerond. Het nieuwe pensioen wordt persoonlijker en transparanter. U bouwt een individueel pensioenvermogen op dat meebeweegt met de economie.
Geen vaste uitkering meer in nieuw pensioenstelsel
Een belangrijk verschil met het huidige stelsel is dat er straks geen belofte meer is over de hoogte van het pensioen. In het oude stelsel beloofden pensioenfondsen een bepaalde uitkering, gebaseerd op het aantal jaren dat iemand werkte en het gemiddeld verdiende loon.
In het nieuwe pensioenstelsel bouwt men via een premieregeling een persoonlijk pensioenpotje op, dat vervolgens wordt belegd. U ziet wat erin zit, hoeveel rendement er wordt gemaakt en hoe uw pensioen zich ontwikkelt. Dat geeft duidelijkheid. De inleg blijft centraal staan. Wanneer u met pensioen gaat, krijgt u elke maand pensioen gebaseerd op dit kapitaal.
Eigen pensioenpotje, maar ook solidariteit
De nieuwe pensioenwet is individueler, maar kent ook een solidariteitsreserve: een gezamenlijke buffer die kan worden ingezet bij financiële tegenvallers of ter compensatie van schokken in de uitkering. Die reserve zorgt voor een stukje collectiviteit, wat het risico spreidt tussen generaties.
Voor werknemers verandert er in de praktijk niet veel in het nieuwe pensioenstelsel: de pensioenpremie wordt via de werkgever betaald en de opbouw verloopt automatisch. Wel kunnen mensen straks makkelijker zien waar ze aan toe zijn. Zelfstandigen, zoals zzp’ers, krijgen meer mogelijkheden om pensioen op te bouwen.
Nieuw pensioenstelsel – gevolgen voor gepensioneerden
Als gepensioneerde merkt u er de eerste jaren nog weinig van. Ook met de nieuwe regels voor pensioen blijft u elke maand pensioen ontvangen. Krijgt u pensioen via een pensioenfonds? Dan hangt veel af van wat werkgevers, werknemers en fondsen de komende jaren met elkaar afspreken. Zo is een belangrijke vraag of het opgebouwde pensioenkapitaal meegaat naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit wordt ‘invaren’ genoemd. Na invaren wordt het pensioen omgezet naar een uitkering in de nieuwe pensioenregeling. Daarin heeft ook DNB een rol, de toezichthouder beoordeelt het invaren. De keuze kan ook zijn om de nieuwe regels alleen te laten gelden voor pensioen dat na de overstap wordt ingelegd. Ontvangt u een pensioenuitkering van een verzekeraar of een zogenaamde premiepensioeninstelling? Dan verandert er eigenlijk niets voor u.
Nieuw pensioenstelsel – nadelen
De overgang naar een nieuw pensioenstelsel is complex. Werkgevers, vakbonden en pensioenfondsen moeten duidelijke afspraken maken over de verdeling van bestaande pensioenrechten. Ook moet iedereen goed worden geïnformeerd over wat de verandering voor hem of haar betekent. De nieuwe pensioenwet moet zorgen voor een transparanter en persoonlijker stelsel. Maar naast de voordelen zijn er ook duidelijke nadelen.
1. Meer risico en minder zekerheid
Het nieuwe stelsel is gebaseerd op beleggingen. De hoogte van uw pensioen is dus afhankelijk van de resultaten op de financiële markten. Dat betekent dat uw pensioen kan stijgen, maar ook kan dalen.
2. Het invaren voelt oneerlijk voor sommigen
Een belangrijk onderdeel van de overgang is het zogenoemde ‘invaren’: het omzetten van bestaande pensioenen naar het nieuwe systeem. Daarbij verdwijnen oude garanties, en wordt het opgebouwde vermogen verdeeld over persoonlijke potjes. Oudere deelnemers kunnen het gevoel hebben dat ze er op achteruitgaan, terwijl jongeren zich afvragen of ze straks nog wel voldoende pensioen overhouden.
3. Spanningen tussen generaties
Omdat het nieuwe stelsel draait om persoonlijke potjes, verandert de manier waarop pensioen wordt verdeeld. Dit kan leiden tot spanningen tussen jong en oud. Het risico op generatieconflicten is reëel. In het oude stelsel draagt iedereen gelijk bij, jong en oud. Maar straks subsidiëren de jongeren de ouderen niet meer. Voor deze nadelen moeten de ouderen worden gecompenseerd.
4. Pensioenkuil dreigt voor veertigplussers
Er zijn zorgen om het pensioen van veertigplussers. Jongeren staan aan het begin van de opbouw, ouderen hebben al vermogen opgebouwd, maar de 45-50 jarigen zitten hier precies tussenin. Iemand van 25 jaar kan meer pensioen opbouwen dan iemand van 50 jaar, omdat de ingelegde premie langer kan renderen.
5. Het stelsel is ingewikkeld
Voor veel mensen is het lastig om te begrijpen hoe hun pensioen straks precies werkt. Pensioenfondsen en werkgevers hebben een flinke uitdaging om deelnemers goed te informeren.
6. De overgang is duur en complex
De overstap naar het nieuwe stelsel kost geld en tijd. Pensioenfondsen moeten hun IT-systemen aanpassen, juridische risico’s in kaart brengen, en alle deelnemers informeren. Bovendien is de kans op fouten groot.
Uiteindelijk moet de nieuwe pensioenwet zorgen voor een toekomstbestendig pensioen dat eerlijker, transparanter en beter uitlegbaar is. Niet zonder risico’s, maar wel beter toegerust op de economische en demografische realiteit van vandaag en morgen.