Nagenoeg iedereen die woont en werkt in Nederland bouwt pensioen op. Pensioen kunt u opbouwen in 3 pijlers. In dit artikel bespreken wij kort elke pijler. Er zijn namelijk verschillende manieren om een pensioen op te bouwen en daarbij horen ook verschillende fiscale voordelen. In dit artikel brengen wij de pensioenmarkt voor u in kaart.
Pensioen waar u niets voor hoeft te doen (pijler 1)
Iedereen ontvangt in Nederland staatspensioen, oftewel AOW. Hier zijn een aantal uitzonderingen op, deze kunt u hier vinden. In 2023 is de leeftijd waarop u AOW ontvangt 67 jaar en 3 maanden. De verwachting is dat dit verder zal stijgen. De verwachte AOW-leeftijd per individu kunt u hier berekenen.
De standaard AOW-uitkering vanaf 1 juli 2023 bedraagt, mits volledig opgebouwd, € 993,16 bruto per maand als u bent getrouwd of samenwoont met uw partner en € 1458,15 als u alleen(staand) woont. Dit bedrag ontvangt iedereen die recht heeft op AOW bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, maar, kan afwijken afhankelijk van uw persoonlijke situatie. Bekijk hier de bedragen bij verschillende situaties.
De werkgever draagt bij aan uw pensioen (pijler 2)
Opbouw van pensioen in de tweede pijler is vaak in uw arbeidscontract met uw werkgever geregeld. In sommige gevallen is dit pensioen verplicht, bijvoorbeeld als u onder een cao valt. De premie die u betaalt wordt afgedragen aan een pensioenfonds, -verzekeraar of premiepensioeninstelling - die niet zelf de risico’s draagt zoals een verzekeraar wel doet. Het verschil tussen een pensioenfonds en pensioenverzekeraar zit in de uitkering. Een verzekeraar garandeert een zeker uitkeringsbedrag en dekt eventuele verliezen af. Wel mogen zij ervoor kiezen het pensioen niet zo hard als de inflatie te laten groeien, dit heet indexeren. Een pensioenfonds heeft deze garantieverplichting niet en kan zelfs uw pensioen korten. Een pensioenverzekeraar kan door die constructie wel meer kosten in rekening brengen dan een pensioenfonds.
Vaak legt de werkgever ook een deel van de premie in. Het bedrag dat u aan premie betaalt ligt, samen met het bedrag dat de werkgever bijlegt, zo rond de 20% van uw brutoloon. Als u vrijwillig (extra) pensioenpremie betaalt, dus een deel dat niet verplicht is vanwege uw arbeidscontract, is deze inleg fiscaal aftrekbaar. Tegenwoordig maken pensioenfondsen en -verzekeraars het mogelijk te zien met welk bedrag uw opgebouwde pensioen is toegenomen, dit heet de pensioenaangroei. U kunt dit bedrag terugvinden op het Uniform Pensioenoverzicht dat u jaarlijks van uw pensioenuitvoerders ontvangt.
In het pensioenstelsel gaat wel wat veranderen. Iedereen gaat een persoonlijke pensioenpot opbouwen. En er worden bijvoorbeeld geen garanties meer gegeven over de hoogte van de uitkering. De uitkering zal afhankelijk zijn van het beleggingsrendement van het pensioenfonds.
Tabel 1: pijler 2-pensioen in Nederland
Type | Voor wie | Door wie | Wanneer interessant? | Risico's |
Pensioenfonds | Collectieve werknemersgroepen | Branche, beroep, werkgever | Standaardoptie voor veel bedrijven / sectoren | Pensioenuitkeringen mogen verlaagd worden, geen eigen pensioenpot |
Pensioenverzekeraar | Werknemers van bedrijf, individuele pot | Werkgever | Als u garantie op uitkering wilt, soms indexatie | Tegenvallende resultaten leiden tot hogere premies |
PPI | Collectieve werknemersgroepen, ook in het buitenland | Individueel bedrijf | Als er geen standaard pensioenfonds is of werknemer in buitenland zit | Geen verplichte pensioenuitkering bij tegenvallende resultaten |
Een pensioenpot zelf opbouwen (pijler 3)
Pijler 3 omvat alle individuele (aanvullende) pensioenvoorzieningen. Kort gezegd is deze pijler gericht op het inrichten van een eigen pensioenvoorziening. Dit kan als u een pensioentekort heeft, doordat u te weinig heeft opgebouwd in pijler 1 en 2 samen. U krijgt dan van de Belastingdienst ruimte om jaarlijks een bedrag opzij te zetten dat u kunt verrekenen op uw aangifte inkomstenbelasting. Goed nieuws: vanaf 2023 heeft u meer ruimte om zelf pensioen op te bouwen. Lees hierover meer in ons artikel over jaarruimte.
Pensioen in de derde pijler biedt flexibiliteit en transparantie in kosten. Zo ziet u precies wat u betaalt aan pensioenpremie en niet aan andere zaken. Ook komt het opgebouwde vermogen bij overlijden ten goede aan uw erfgenamen en niet aan de pensioenuitvoerder.
De inleg en de rendementen zijn wel geblokkeerd, u kunt het bedrag dus niet tussentijds opnemen. Doet u dat wel, dan betaalt u ineens inkomstenbelasting over het opgebouwde vermogen, plus een boeterente van maximaal 20% aan de Belastingdienst. De voordelen zijn echter wel dat u tijdens de opbouwfase geen inkomstenbelasting of vermogensrendementsheffing betaalt over het opgebouwde vermogen en de inleg.
De producten in de derde pijler zijn in grofweg drie categorieën onder te verdelen: banksparen, pensioenbeleggen en nettopensioen. De eerste twee zijn oplossingen voor een brutosalaris tot ongeveer een ton (het exacte bedrag kan jaarlijks variëren, dus houd daarvoor de website van de Belastingdienst in de gaten). De laatste oplossing is voor inkomens daarboven, waarbij de inleg niet aftrekbaar is, maar u geen vermogensrendementsheffing betaalt. De uitkeringen worden bovendien niet belast. Het verschil tussen de eerste twee oplossingen zit hem in het beleggen. Banksparen is het fiscaal vriendelijk opbouwen van vermogen, maar op een spaarrekening. Gezien de lage rentes is beleggen wellicht interessanter. Bij deze beleggingen wordt vaak het risico afgebouwd naarmate uw pensioendatum nadert, ook wel Lifecycle beleggen genoemd.
Deze diensten kunt u allemaal onafhankelijk van uw werkgever of pensioenuitvoerders regelen indien u de ruimte heeft. U krijgt van de spaar- of beleggingsinstellingen zelf direct inzage in de kosten en producten, en doordat er geen verzekeringselementen in zitten zoals bij een pensioenverzekering is het qua kosten vaak zeer aantrekkelijk.