Risico’s bij beleggen

risico beleggen

Beleggen gaat gepaard met risico. Zonder risico geen rendement. Door het risico van een belegging te accepteren is het mogelijk om meer te verdienen dan op een spaarrekening. Maar wat voor risico’s zijn er bij beleggen? Wij hebben ze voor u op een rij gezet.

Belangrijke tips om risico’s bij beleggen te beperken zijn beleggen op de lange termijn en spreiding in de portefeuille, en gespreid (of: periodiek) inleggen. Lees ook ons artikel over veilig beleggen

Wij staan in dit artikel stil bij de volgende risico’s van beleggen:

      1.  Koersrisico: als beleggingen minder waard worden

      2.  Renterisico: als de marktrente stijgt kunnen uw beleggingen minder waard worden

      3.  Kredietrisico: de partij waarin u belegt voldoet niet aan zijn betalingsverplichtingen

      4.  Liquiditeitsrisico: als beleggingen niet of nauwelijks verhandelbaar zijn

      5.  Valutarisico: als u belegt in vreemde valuta

      6.  Het risico van het uitlenen van effecten: securities lending

      7.  Risico’s bij beleggen met een hefboom: CFD’s

Als u twijfelt: Vergelijk de aanbieders!

Op Finner kunt u eenvoudig alle vermogensbeheerders of  brokers vergelijken. Ook kunt u bij ons meer lezen over de zoektocht naar uw beste vermogensbeheerder of beste broker. Of zoekt u direct hulp bij de keuze van een vermogensbeheerder of broker? Wij helpen u dan graag verder met een advies op maat.

1. Koersrisico: als beleggingen minder waard worden

Het koersrisico is het risico dat uw beleggingen minder waard worden op de beurs. Om hier een gevoel bij te krijgen, raden wij onze klanten altijd aan om naar verliezen in slechte perioden te kijken, zoals 2008, 2011 of 2018. 

We spreken van een beurscorrectie bij een sterke daling op de beurs in een zeer korte tijd. De correctie is vaak een koersdaling tussen de 10 en 20 procent. Het komt vaak voor na een periode van sterke stijging van de beurskoersen. Maar tijdens een crisis kan het tijdelijke verlies aanzienlijk hoger oplopen. Zo verloor de AEX in de crisis van 2008 ruim 50% van haar waarde

U kunt uw koersrisico op verschillende manieren beperken:

  • Beleg voor de lange termijn – Verlies treedt vaak op de korte termijn op. Dit geldt voor de recente correctie (paar weken) maar ook voor de crisis van 2008 (circa 1,5 jaar). De belangrijkste variabele voor succes is een lange termijn. Een termijn van 10 à 15 jaar is aan te raden. Hoe langer de horizon, des te groter de kans dat beleggen een succes kan worden.
  • Gespreid beleggen is een belangrijke manier om de risico’s van beleggen te beperken. Spreiden kunt u over diverse beleggingscategorieën, zoals aandelen, obligaties, alternatieven (grondstoffen, hedgefunds, vastgoed, e.d.) en liquiditeiten. Binnen deze categorieën kunt u spreiden over indextrackers, beleggingsfondsen en beursgenoteerde effecten. Het is ook mogelijk uw vermogen te spreiden over meerdere vermogensbeheerders.
  • Kies een portefeuille die past bij uw doelstellingen en bij uzelf. Speculatieve instrumenten zoals de bitcoin zijn niet geschikt voor bijvoorbeeld uw pensioen. Heeft u nog een potje om mee te spelen en is het niet erg om dit te verliezen, dan kunt u een gokje wagen met speculatieve producten.
  • Heeft u een lange beleggingshorizon, belegt u in een gepast risicoprofiel en zijn uw beleggingen goed gespreid? Raak dan niet in paniek, maar houd vast aan uw strategie! Verkopen op het dieptepunt is het slechtste wat u kunt doen. U kunt beter bijkopen als u nog cash heeft staan. Denk ook eens aan periodiek beleggen

2. Renterisico: als de marktrente stijgt kunnen uw beleggingen minder waard worden

Al lange tijd is de rente kunstmatig laag. Die kan nog maar één kant op: omhoog. Vermogensbeheerders van centrale banken meldden onlangs dat zij zich zorgen maken over de impact die een hogere rente kan hebben op het rendement van hun portefeuilles. Obligaties worden vaak opgenomen in een portefeuille om risico te spreiden. Maar deze beleggingen zijn wel gevoelig voor rentebewegingen. 

Wat is renterisico? 

De definitie van AFM: Renterisico is het risico dat de waarde van beleggingen daalt als de marktrente stijgt. Een stijgende rente kan tot minder consumptie leiden en hogere rentelasten bij een onderneming. Dit kan de winst van ondernemingen onder druk zetten. Een renteverhoging kan daarom een negatieve invloed hebben op de waarde van aandelen, obligaties en beleggingsfondsen die in aandelen en obligaties beleggen.

Rentegevoeligheid van obligaties

Een obligatie is een lening  waarvoor u een vooraf afgesproken vaste rentevergoeding ontvangt. Rabobank gaf bijvoorbeeld certificaten uit met een looptijd van 3 jaar tegen een rente van 4,125%. U leent dan uw geld voor die periode uit aan Rabobank en ontvangt daarvoor een periodieke rentevergoeding. Na afloop krijgt u uw inleg weer terug. Naast het kredietrisico – of de uitgevende partij wel aan rentebetalingen en aflossing kan voldoen – speelt het renterisico ook een rol bij deze beleggingen.

De rente die u krijgt voor de lening staat (meestal) vast en is gerelateerd aan de marktrente op het moment van uitgifte. Deze rente kan veranderen in de loop van de tijd en dat kan de koers van een obligatie weer beïnvloeden, zowel positief als negatief. Het is dus niet zo dat een obligatie ook net zoveel zal opleveren als de vaste rentevergoeding. Het effectief rendement is afhankelijk van de prijs die u betaalt voor de obligatie.

Wat kunt u doen om het renterisico te beperken?

Bij stijgende rente hebben langlopende obligaties (met name staatsobligaties) het vaak het zwaarst te verduren. In eerste instantie zal een hogere rente leiden tot dalende obligatiekoersen, maar alle leningen die daarna worden uitgegeven zullen juist een hogere rente hebben. Naast spreiding is periodiek beleggen een belangrijke tip als u zich zorgen maakt over een stijgende rente. U legt bijvoorbeeld iedere maand een vast bedrag in. Of de markt nu stijgt of daalt, u investeert altijd hetzelfde bedrag. Hierdoor krijgt u een gemiddelde aankoopkoers en bent u minder gevoelig voor rente- en koersschommelingen. Belegt u via een vermogensbeheerder, dan zorgt deze voor spreiding. Vraag naar de maatregelen die genomen zijn.

Verder lezen?

Wilt u meer weten over wat er komt kijken bij het kopen van obligaties, lees dan ons artikel obligaties kopen.

3. Kredietrisico: als de partij waarin u belegt niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet

Wat is kredietrisico?

Dit is de definitie van de AFM: “Kredietrisico is het risico dat de onderneming of staat waarin je belegt niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen of zelfs failliet gaat. Dit betekent bijvoorbeeld dat er geen rente kan worden betaald, dat je inleg niet wordt terugbetaald of dat je beleggingen niets meer waard zijn.”

Een obligatie is een schuldbewijs voor een lening die uitgegeven wordt door een partij (bedrijf of overheid), waarvoor de belegger een vooraf afgesproken rentepercentage ontvangt. Er bestaat altijd een risico dat die partij niet aan zijn financiële verplichtingen (rentebetalingen en aflossing) kan voldoen. Wanbetaling dus. Dat noemen we het kredietrisico.

Wanbetaling

Wanbetaling op obligaties komt voor. Een voorbeeld van wanbetaling op een staatsobligatie was Venezuela. Kredietbeoordelaar Standard & Poor’s gaf als eerste het land de status van wanbetaler (default), omdat het er niet in slaagde een betalingsachterstand te voorkomen op de staatsschuld van USD 60 mrd.

Kredietwaardering en kredietbeoordelaars

In de regel is het zo, hoe hoger de vergoeding (rente) op een obligatielening, des te hoger het risico op wanbetaling. Men kan ook zeggen, des te lager de kredietwaardigheid. Er zijn bedrijven, zoals bijvoorbeeld Moody’s en Standard & Poor’s, die de kredietwaardigheid beoordelen van bedrijven en instellingen die obligaties uitgeven. Aan de hand van scenario’s en risicomodellen maken zij een inschatting hoe groot de kans is dat schulden (rente en aflossing) niet terugbetaald worden. Zij geven dan een bepaalde kredietwaardering – of credit rating – aan een obligatielening. Maar zo’n kredietoordeel zegt ook niet alles. Risicovolle kredieten van de Amerikaanse bank Lehman Brothers hadden bijvoorbeeld een hoge kredietbeoordeling AA gekregen vlak voordat de bank in 2008 omviel. Hieronder ziet u een overzicht van de verschillende ratings.

S&P en FitchKwaliteitType schuldpapier
AAAuitstekend kredietkwaliteitPrime 
AAhoge kredietkwaliteitHigh grade
Agoede kredietkwaliteit, kan op lange termijn verslechteren bij tegenvallende economische omstandighedenInvestment grade
BBBvoldoende kredietkwaliteit, zal op lange termijn verslechteren bij tegenvallende economische omstandighedenInvestment grade
BBvoldoende kredietkwaliteit, meevallende economische omstandigheden zijn nodig om op lange termijn te blijven betalennon-investment grade, of speculatief(high yield of junk bonds)
Bvoldoende voor korte termijn, lange termijn onzekernon-investment grade, of speculatief (high yield of junk bonds)
CCCslechte kwaliteit, kans op faillissement reëelExtreem speculatief (high yield)(high yield of junk bonds)
CCslechte kwaliteit, kans op overleven is kleinExtreem speculatief (high yield)(high yield of junk bonds)
Cslechte kwaliteit, kans op overleven is zeer kleinExtreem speculatief (high yield)(high yield of junk bonds)
DfaillietFailliet
Tabel 1 (Bron: VEB https://www.veb.net/obligaties/de-rol-van-kredietbeoordelaars)

Bij bekende partijen met een hoge rating, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Staat, Shell of Rabobank, ligt de risicopremie lager omdat er in de markt weinig twijfel bestaat over de aflossing van de schulden. Daarnaast is er schuldpapier met een lagere kredietwaardigheid, waar ook een hogere rentevergoeding voor wordt geboden. High yield, of junk bonds, is schuld van bedrijven met een hogere kans dat zij in gebreke blijven. Daar staan dan hogere rendementen tegenover. Hoe lager de kredietkwaliteit van een obligatie, des te hoger het rendement, maar ook is de kans groter dat u uw geld niet terugkrijgt. Dit bevestigt opnieuw dat bij hogere rendementen een hoger risico hoort.

Wat kunt u doen om het kredietrisico te beperken?

Spreiden is een belangrijke tip die wij u geven om risico te beperken. Als u te eenzijdig belegt, voelt u de gevolgen direct als er iets met die onderneming of sector gebeurt. Dit geldt voor zowel aandelen als obligaties. Spreiding aanbrengen is daarom altijd het beste. Spreiden kunt u bij obligaties over verschillende looptijden en over type schuld. Het is bijvoorbeeld niet verstandig alleen te beleggen in high yield obligaties, of in één bepaalde regio. Als uw vermogen te klein is om zelf voldoende te kunnen spreiden, dan kunt ook kiezen voor een beleggingsfonds of indextracker om voldoende spreiding te bereiken. 

4. Liquiditeitsrisico: als beleggingen niet of nauwelijks verhandelbaar zijn

Wat is liquiditeitsrisico?

AFM: Liquiditeitsrisico is het risico dat je beleggingen niet of nauwelijks verhandeld kunnen worden op de beurs. Je beleggingen zijn dan niet ‘liquide’. Je kunt dus niet vrij over je inleg beschikken of je krijgt een slechtere prijs voor je beleggingen als je ze verkoopt.

Beursgenoteerde beleggingen

Of beursgenoteerde effecten (o.a. aandelen, obligaties en indextrackers) makkelijk te verhandelen zijn kan een grote invloed hebben op het uiteindelijke rendement. Als het lastiger is om in- of uit te stappen, leidt dat namelijk tot een groter verschil tussen aankoop- en verkoopprijs. Dit is het voornaamste liquiditeitsrisico bij beursgenoteerde effecten. Vuistregel is: hoe kleiner een fonds of de belegging, en hoe minder vaak erin gehandeld wordt, des te groter het liquiditeitsrisico.

Dit risico is vaak lager voor trackers met een groter beheerd vermogen en waarin veel gehandeld wordt. Bij small cap aandelen kan dit bijvoorbeeld eerder een risico vormen. Bij obligaties kan een verlaging van de kredietwaardigheid weer nadelig zijn voor de verhandelbaarheid van het schuldpapier (kredietrisico). De liquiditeit van een obligatie hangt af een aantal factoren, zoals de partij die de lening uitgeeft en de grootte van de emissie.

Niet-beursgenoteerde beleggingen

Veel beleggingsfondsen en beleggingen zijn niet beursgenoteerd, bijvoorbeeld als het eigen producten van een aanbieder betreft. Vaak zijn er beperkingen met betrekking tot het in- en uitstappen. Dit kan eenmaal per dag, week, maand, of zelfs kwartaal zijn. Aan- en verkopen kunnen dan niet direct worden uitgevoerd. Mocht er iets gebeuren en u wilt verkopen, dan zit u vast aan de vaste handelsperioden. 

De verhandelbaarheid van de beleggingen in de portefeuille van een fonds spelen hierin een rol. Deze is beperkt als een fonds bijvoorbeeld belegt in vastgoed, specifieke groene beleggingen, private equity of crowdfunding. Hoe specifieker de belegging, des te beperkter de verhandelbaarheid is. Dit soort beleggingen kunnen niet eenvoudig en snel verkocht worden. Het liquiditeitsrisico hierbij wordt acuut als in een korte tijd veel te koop wordt aangeboden. Aanbieders kunnen dan besluiten om (tijdelijk) geen aandelen in te kopen.

Op slot

De kans bestaat dat een fonds op slot gaat bij een grote uitstroom, of op last van de toezichthouder. Er mag dan niemand meer in- of uitstappen. Uw geld zit bij zo’n maatregel vast in dat fonds. 

Voorbeeld: enkele Britse vastgoedfondsen gingen in 2016 op slot wegens de onrust rond de Brexit en veroorzaakt door een grote uitstroom. De getroffen vermogensbeheerders hadden onvoldoende middelen om de uitstroom uit de fondsen op te vangen, ter bescherming mocht toen tijdelijk niemand meer in- of uitstappen.

Wat kunt u doen?

Voordat u geld steekt in moeilijk te verkopen beleggingen – denk aan vastgoed of groene fondsen – moet u zich afvragen of u kortlopende uitgaven kunt dekken uit bijvoorbeeld spaargeld. Beleggen doet u immers met geld dat u langere tijd kunt missen. Verder moet u er altijd voor zorgen dat u weet waar u in belegt en wat de belangrijkste risico’s zijn. Daar hoort ook een inschatting van het liquiditeitsrisico bij. 

Wij raden u aan in ieder geval de volgende punten te checken:

  1. Hoe vaak en wanneer kunt u uitstappen? Direct, elke dag, maand of jaar?
  2. Zijn het specifieke beleggingen? Hoe specifieker de belegging, des te lastiger ze vaak zijn te verhandelen. Denk aan vastgoedprojecten, scheeps-CV’s, microfinancieringen, mkb-financieringen, crowdfunding, private equity, etc.
  3. Hoe groot is het fonds of de belegging? Vuistregel is: hoe kleiner een fonds of de belegging en hoe minder vaak erin gehandeld wordt, des te groter het liquiditeitsrisico.
  4. Belegt u binnen of buiten AFM-toezicht? Producten buiten AFM-toezicht zijn gericht op professionele beleggers en minder geschikt voor particuliere beleggers. In onze ervaring is dit een categorie waar u extra kritisch op moet zijn, ook m.b.t. het liquiditeitsrisico.

Besteedt u het beleggen uit? Vraag uw vermogensbeheerder hoe de portefeuille voldoet aan de bovenstaande criteria. Dan weet u waar het risico zit

5. Valutarisico: als u belegt in vreemde valuta

Wat is valutarisico?

Als u belegt in een beleggingsfonds met een breed gespreide internationale aandelenportefeuille, dan zitten daar aandelen in van bedrijven die bijvoorbeeld noteren in Amerikaanse dollars, Japanse yen en Britse pond. Wat beleggers vaak over het hoofd zien is dat er een risico ontstaat doordat u belegt in buitenlandse valuta, namelijk het valutarisico of wisselkoersrisico. Als de koers van die buitenlandse valuta daalt ten opzichte van de euro, dan heeft dit een negatieve invloed op de waarde van je beleggingen in die andere valuta.

Veranderingen in de wisselkoersen kunnen een grote invloed hebben op het uiteindelijke rendement. Het valutarisico (of wisselkoersrisico) bestaat ook bij beleggen in obligaties in een vreemde valuta. Naast het kredietrisico en het renterisico, wordt het rendement ook beïnvloed door valutaschommelingen. Bij aanschaf van de obligatie was er sprake van een bepaalde wisselkoers. Wanneer bij verkoop deze valuta in waarde is gedaald, dan lijdt u verlies. Het omgekeerde kan natuurlijk ook.

Direct valutarisico

Als u belegt in aandelen of trackers die niet in euro’s zijn genoteerd, dan loopt u een direct valutarisico. Daalt de koers van bijvoorbeeld de dollar, dan daalt de waarde van uw Amerikaanse aandelen of obligaties. Om te kunnen beleggen op Wall Street, hebt u dollars nodig. De valutatransacties verlopen in principe automatisch via uw broker. De kosten van de valutatransacties zijn minder inzichtelijk, gemiddeld liggen die tussen de 0,1% en 0,25%.

Wisselkoersen hebben effect op uw beleggingen. Belegt u bijvoorbeeld in een tracker op de S&P500 en die stijgt 10%. Maar tegelijkertijd is in dezelfde periode de waarde van de dollar ten opzichte van de euro 8% gedaald. Dan is uw rendement nog maar 2%. Stijgen echter zowel de waarde van uw tracker en van de dollar, dan valt uw rendement ineens veel hoger uit.

Indirect valutarisico

Als u belegt in aandelenfondsen of trackers die in euro’s zijn genoteerd, kunt u ook een indirect valutarisico lopen. Als de onderliggende waarden in een andere valuta genoteerd zijn, bent u blootgesteld aan het wisselkoersrisico, tenzij het koersrisico in die  andere valuta afgedekt is.

U wilt bijvoorbeeld beleggen in de Amerikaanse S&P500. Dan hebt u verschillende mogelijkheden:

  1. In euro’s via een indextracker op de S&P500 genoteerd aan de Amsterdamse beurs, bijvoorbeeld de Vanguard S&P 500 UCITS ETF. Dit heeft als voordeel dat u in euro’s belegt. Toch blijft het wisselkoersrisico indirect bestaan en heeft dit impact op het rendement.
  2. Via een tracker die het valutarisico afdekt, bijvoorbeeld de iShares S&P 500 EUR Hedged UCITS ETF. Hierbij wordt het valutarisico aan de dollar maandelijks afgedekt naar de euro.
  3. Via een ongedekte tracker genoteerd in dollars, bijvoorbeeld de iShares S&P 500 UCITS ETF (USD). Uw broker wisselt uw euro’s automatisch om naar dollars (tegen kosten), waarbij u het valutarisico loopt.

Wat kunt u doen?

Het is dus mogelijk om het valutarisico af te dekken (hedgen), zoals u ziet in voorbeeld 2 hierboven. Dit verlaagt het valutarisico, maar daar zitten kosten aan. Of het leidt tot een betere rendement/risico verhouding is onduidelijk, concludeert Morningstar. Uit deze analyse blijken rendementsverschillen tussen de onderzochte indices met en zonder valuta hedge op lange termijn elkaar niet veel te ontlopen. Veel vermogensbeheerders kiezen er daarom voor om het valutarisico niet af te dekken, al zijn de meningen onder hen ook verdeeld. Dit verklaart waarom in 2017 de prestaties (rendementen) van wereldwijd gespreide vermogensbeheerders uit Europa lager waren dan hun Amerikaanse tegenspelers. De euro is in dat jaar sterker geworden ten opzichte van veel andere valuta, waaronder de dollar (zie grafiek hierboven), wat een nadelig effect had op de resultaten.Ook bij het valutarisico geldt dat spreiding en een lange beleggingshorizon belangrijke tips zijn. Op de langere termijn zijn de valutaschommelingen meestal gelijkmatiger gespreid, concludeert Morningstar.

6. Het risico van het uitlenen van effecten: securities lending

Belegt u bij een broker? Dan is er een kans dat uw effecten worden uitgeleend (securities lending), misschien zelfs zonder dat u dit doorheeft.

Wat is securities lending?

Securities lending is het uitlenen van aandelen of andere effecten aan een belegger of beleggingsonderneming. De lenende partij is hierbij verplicht om met cash of andere effecten onderpand te plaatsen. Wanneer een effect wordt uitgeleend worden de tenaamstelling en het eigendom ook (tijdelijk) overgedragen aan de lenende partij. De lenende partij is dus tijdelijk juridisch eigenaar. De uitlenende partij behoudt het economisch eigendom en loopt dus nog steeds koersrisico en heeft recht op dividend. De uitlenende partij wordt gecompenseerd met een vergoeding en krijgt uiteindelijk de aandelen of effecten weer terug. De vergoeding hangt af van vraag en aanbod. Dit kan verschillen van enkele basispunten tot tientallen procenten per jaar.

Wat is het risico?

Er zijn geen situaties bekend dat securities lending in Nederland tot problemen heeft geleid. Toch is er een extra risico wanneer uw effecten worden uitgeleend. Er is namelijk een risico dat de inlenende partij de effecten niet meer kan leveren, bijvoorbeeld als deze failliet is. In dat geval wordt het onderpand verkocht door de uitlenende partij en van dat geld worden de stukken in de markt gekocht. Het risico hangt daarom af van de inlenende en uitlenende partij, en de kwaliteit van het onderpand. 

Er zijn een aantal Nederlandse brokers die effecten uitlenen, zoals Degiro, Lynx en Saxobank (voorheen Binck). Ook binnen ETF’s kunnen uw effecten worden uitgeleend.

Securities lending bij indextrackers

Wanneer u in indextrackers belegt, ook bekend als ETF’s, is er ook een kans dat uw effecten worden uitgeleend. Dit betreft dan de onderliggende aandelen of obligaties waaruit de ETF is opgebouwd. Meerdere aanbieders van ETF’s lenen de onderliggende effecten uit, waardoor de beheerskosten van de ETF gedrukt worden, of de belegger meedeelt in de opbrengst. Let op bij de aanschaf van een ETF of indextracker of de aanbieder effecten uitleent en of u dan meedeelt in de opbrengsten.

Wat kunt u doen tegen securities lending?

Als belegger doet u er goed aan u te verdiepen in de vraag of uw beleggingen uitgeleend worden en wat de risico’s en mogelijke opbrengsten zijn. Bij Degiro, Lynx en Tradersonly kunnen uw effecten standaard worden uitgeleend. Neem actie als u dit risico wilt vermijden. Bij Binck gebeurt dit standaard niet en moet u zich daar eerst voor aanmelden.

Advies nodig?

Twijfelt u over uw aanpak of de aanpak van uw vermogensbeheerder of broker? Vergelijk dan op finner.nl

7. Risico’s van beleggen met een hefboom: CFD’s

Wat is een CFD?

Een contract for difference (CFD) is een contract tussen twee partijen met een hefboom. De onderliggende belegging kan van alles zijn, zoals vreemde valuta, een beursindex of een aandeel, zonder dat de desbetreffende onderliggende waarde daadwerkelijk gekocht moet worden. De verkoper betaalt het verschil (difference) tussen de waarde bij aankoop en bij verkoop. Wanneer dit verschil negatief is, ontvangt de verkoper geld van de koper. Een beperkte koersschommeling kan door de hefboomwerking tot grote winsten, of (vaak) verliezen, leiden.

De risico’s van CFD’s

Aan beleggen in CFD’s zijn risico’s verbonden, die vooral voor beginnende beleggers lastig te overzien kunnen zijn. De waarschuwing die CFD-aanbieders verplicht moeten tonen, laat haarfijn zien hoe weinig toegevoegde waarde deze producten hebben. Bij de onlinebrokers Plus500 en IG lijdt 81% van de particuliere beleggers verlies op de handel in CFD’s. Bij Lynx is dit 69%. Bux spant de kroon met een verliespercentage van 82%. Niet voor niets dat deze producten in de VS verboden zijn. 

Finner is – net als de VEB – van mening dat CFD’s niet geschikt zijn voor particuliere beleggers. De risico’s zijn erg hoog, terwijl beurskoersen op korte termijn lastig te voorspellen zijn. Wilt u toch handelen in deze producten? Doe dat dan niet met uw reguliere portefeuille, maar alleen met wat overtollig speelgeld. 

Wij zetten 7 risico’s  van het beleggen in cfd’s  voor u op een rij: 

1. De aanbieder wint bij uw verlies

Als u een CFD koopt, dan sluit u een contract af met de CFD-aanbieder. Wanneer de aanbieder ervoor kiest om de positie niet te hedgen (en dat is het beleid van Plus500), dan heeft uw CFD-aanbieder een tegengestelde positie. Daarmee handelt de aanbieder tegen haar eigen klanten.. En dat is gevaarlijk, want de aanbieder heeft een aantal mogelijkheden om uw winst of verlies te beïnvloeden. Zo kan de CFD-aanbieder de eigen `marktprijzen´ bepalen en op het handelsplatform prikkels geven om uw handelsgedrag te beïnvloeden. 

Uit de jaarcijfers van 2018 van onlinebroker Plus500 werd duidelijk hoe afhankelijk een CFD-aanbieder kan zijn van de verliezen van klanten. Met het nemen van tegengestelde posities verdiende het bedrijf 56 miljoen in het vierde kwartaal van 2018. Dit was een derde van de omzet. En let wel: de klanten van de broker verloren dus dit bedrag. 

2. Beperkte transparantie spreads en ‘marktprijzen’

U belegt niet op de beurs, maar u handelt tegen de prijzen van de CFD-aanbieder. De aanbieder stelt zelf de prijzen en spreads vast. De prijzen worden niet centraal bijgehouden en het is daardoor lastig te bepalen welke partij de beste prijzen biedt en hoe deze tot stand komen. De aanbieder bepaalt zijn eigen prijs voor het product. Als klant hebt u dit te accepteren, welke prijs er ook uit de bus komt. Het is niet transparant hoe reëel die prijs is en hoe die precies tot stand komt. De spread – het verschil tussen aan- en verkoop van de CFD – is directe verdienste voor de aanbieder en is voor de belegger een directe en relevante kostenpost.

3. Tegenpartijrisico

De CFD-aanbieder is de tegenpartij en dat levert een extra risico op. Bij reguliere beurshandel koopt en verkoopt u van andere spelers op de beurs. Uw beleggingen, zoals aandelen en indextrackers, staan dan veilig gestald bij een bewaarbedrijf. Bij een eventueel faillissement van de broker blijven deze buiten schot. Maar bij een CFD-aanbieder is de broker zelf de tegenpartij en is er geen apart bewaarbedrijf. Wanneer de aanbieder failliet gaat, bent u ook uw investering kwijt.

4. Hefboomrisico

CFD’s zijn derivaten die gebruikt worden om met een hefboom te speculeren op een beweging van een onderliggende belegging. Als een belegger denkt dat de onderliggende waarde zal stijgen, kiest hij voor een longpositie. Omgekeerd zal hij short gaan, als hij denkt dat een koersdaling waarschijnlijk is. Door de hefboomwerking van CFD’s wordt het koersrisico versterkt en kunnen winsten of verliezen hard gaan. Koersen zijn op korte termijn eigenlijk niet te voorspellen. De hefboom zorgt voor een groot extra risico.

Om dit risico enigszins te beperken, bieden sommige brokers tegen meerkosten een ‘stop-loss’ functie. Daarmee geeft u uw broker de opdracht om de CFD weer te verkopen als een bepaalde koers is bereikt. Op last van de Esma mogen beleggers nu niet méér verliezen dan hun inleg.

5. AFM-vergunning of Kifid-registratie

Veel CFD-aanbieders zijn gevestigd in het buitenland en hebben geen AFM-vergunning. Zij staan onder toezicht in het land van herkomst. Sommige aanbieders leven de Europese regels onvoldoende na, constateerde de AFM. Bij een eventueel faillissement geldt niet de Nederlandse wet, maar de regelgeving van het land dat de vergunning verleend heeft. Wanneer de partij ook geen Kifid-registratie heeft, bent u afhankelijk van de klachtenprocedures uit het land van herkomst.

Lees meer in ons artikel waar u op moet letten bij buitenlandse brokers  

6. Financieringskosten

Er wordt belegd met geleend geld en daarvoor betaalt u financieringskosten. Deze worden meestal op dagbasis in mindering gebracht op de door de belegger ingelegde margin. Om een CFD-positie te kunnen openen moet een belegger een ‘margin’ aanhouden op de beleggersrekening. Dat bedrag kan de CFD-aanbieder zich toe-eigenen bij een negatieve beweging van de onderliggende belegging. De rente over het geleende bedrag bedraagt meestal meerdere procenten op jaarbasis. Dit kan een forse kostenpost worden als u met een grote hefboom belegt. Wanneer u bijvoorbeeld voor 100 euro een CFD aankoopt met een hefboom van 25, leent u een bedrag van 2400 euro. 

7. Let op overige kosten

Bij beleggen in CFD’s kunnen andere kosten ook een rol spelen. Denk hierbij aan transactiekosten – eenmalige kosten voor het uitvoeren van de transactie; valutakosten – wanneer u belegt in producten waarvan de onderliggende waarde in een andere valuta noteert; en mogelijk nog andere bijkomende kosten. Sommige aanbieders rekenen bijvoorbeeld extra kosten wanneer u inactief bent.